In Het Schaduwspel van Simone van der Vlugt volgen we een aantal jaren in het leven van Eva Ment (1606-1652), de vrouw van gouverneur-generaal Jan Pieterszoon Coen.
Amsterdam
Het verhaal begint in Amsterdam in 1623, waar Eva voor het eerst kennismaakt met Jan op een feestje. Jan, de stichter van Batavia en een man van groot aanzien (en grote rijkdom), is tijdelijk terug in Nederland en duidelijk op zoek naar een bruid. Hoewel Eva’s zus Lysbet meer geïnteresseerd is in Jan als mogelijke huwelijkskandidaat dan Eva zelf, blijkt de 37-jarige Jan algauw zijn oog te hebben laten vallen op de veel jongere Eva. Eva’s vader stimuleert het huwelijk tussen zijn jongste dochter en deze machtige man. Eva zelf zit eerst vol twijfels. Ze voelt zich schuldig ten opzichte van haar zus, die als oudste toch als eerste zou moeten trouwen en ze wil eigenlijk niet naar Indië verhuizen. Ook weet ze niet zo goed wat voor gevoelens ze heeft voor Jan. Tegen haar zus zegt ze: ‘Ik heb wel gevoelens voor hem. Ik weet alleen niet precies welke.’ Toch merkt ze dat ze zijn aanwezigheid mist als hij er even niet is. Als Eva’s vader plotseling overlijdt besluit Eva toch op het huwelijksaanzoek van Jan in te gaan. Haar moeder, zus en een van haar broers besluiten met hen mee te gaan als ze naar Batavia zullen vertrekken.
Na het huwelijk leeft het stel nog een tijd in Amsterdam. Jan wil zo snel mogelijk terug naar Batavia, maar hier krijgt hij geen toestemming voor. Van verschillende mensen krijgt Eva de vraag of Jan haar wel goed behandelt en ze verneemt dat Jan een niet al te beste reputatie heeft. De gouverneur-generaal zou de nootmuskaathandel in Indië op hardhandige wijze verkregen hebben. ‘Vraag hem maar eens wat er gebeurd is op de Banda-eilanden,’ zegt Johan Bicker tegen haar, maar dit doet ze niet; ze besluit dat het beter is om het onderwerp te laten rusten. Eva is ondertussen zwanger en bevalt van haar eerste kind in Hoorn, een meisje genaamd Geertruyt.
Batavia
In maart 1627 vertrekt het stel met het schip de Galiasse, samen met hun kind, Eva’s moeder, zus en broer naar Batavia. Een tocht vol ontberingen volgt, waarbij Eva veel leest, een scheepsjournaal bijhoudt en van haar dienstmeid leert kantklossen. Na een maandenlange tocht bereiken ze Java.
‘Ze passeerden de rotsen en daar verrees het fort; groot, machtig en voorzien van bastions die zich tot aan de zee uitstrekten. Op de kantelen wapperden vlaggen met het embleem van de Compagnie.’
In Batavia wordt Eva geconfronteerd met een totaal andere wereld dan die ze gewend is. Ze verbaast zich over de slavenhandel, die kennelijk als heel normaal wordt beschouwd, maar die zij ziet als tegen Gods regels. ‘Ik denk dat een andere God hier de dienst uitmaakt,’ is de reactie van haar dienstmeid. Als ze Jan ermee confronteert zegt hij dat het de natuurlijke rangorde van het bestaan is en als ze er te lang over doorgaat zegt hij dat ze ermee moet ophouden omdat hij wel wat anders aan zijn hoofd heeft.
Tegenslagen
Eva gaat aan het werk als toezichthouder in het opvanghuis voor vrouwen, dat vindt Jan een goede taak voor een gouverneursvrouw. Daar hoort Eva uiteindelijk wat er nu precies gebeurd is op de Banda-eilanden. Daarna is ze in verwarring: wat had Jan ertoe gedreven zoveel mensen de dood en slavernij in te jagen? Ze spreekt hem erop aan, maar Jan ziet geen kwaad in zijn eigen handelwijze en legt uit dat ze er zijn om handel te drijven, niet om vrienden te maken. Eva’s tijd in Batavia kent grote tegenslagen. Als vlak na elkaar haar moeder en broer overlijden aan een tropische ziekte is ze al zwaar aangeslagen, maar als ook haar tweejarige dochtertje overlijdt is ze ziek van verdriet. Het klimaat valt haar zwaar en de stad wordt regelmatig belegerd door vijandige Javanen. Van Jan heeft ze ondertussen een kant gezien die haar niet aanstaat. Als hij ook nog hun pleegdochter Sara laat afranselen en haar minnaar laat onthoofden, kijkt ze vol afgrijzen toe.
‘Het was alsof er een gordijn voor Eva’s ogen was weggetrokken, een dun maar ondoorzichtig doek dat haar al die jaren slechts een silhouet had laten zien van de man die zij dacht te kennen.’
Ondanks alles blijft Eva haar man trouw tot aan zijn plotselinge dood, waarna zij terugkeert naar Amsterdam en hertrouwt.
Coen als kind van zijn tijd Simone van der Vlugt schetst een levendig beeld van zowel Amsterdam als Batavia de in de Gouden Eeuw. Hierbij gebruikt ze termen uit die tijd zoals ‘vroedemoer’ (vroedvrouw) en ‘zoetelaar’ (handelaar, iemand die versnaperingen verkoopt), wat het verhaal heel authentiek doet aanvoelen. Dat ze zelf de archieven ingedoken is, merk je aan de vele details die ze beschrijft. Hier en daar heeft ze er wel wat dingen bij verzonnen, geeft ze zelf toe in haar nawoord, maar dat is haar vergeven. Van der Vlugt heeft duidelijk Coen als meer dan ‘de slachter van Banda’ willen neerzetten. Coen, die de afgelopen jaren een steeds slechtere reputatie heeft gekregen en op de lijst van ‘Slechtste Nederlander aller tijden’ op plaats 7 eindigde, wordt hier vooral ook geportretteerd als vader en echtgenoot. Een man die dan misschien wel niet aardig is, maar die wel kan liefhebben en van wie gehouden wordt. Bij de boekpresentatie gaf ze aan zich niet bezig te willen houden met gepsychologiseer, of het verder afkraken van zijn reputatie maar dat ze Coen vooral neer wilde zetten als een kind van zijn tijd. En daarin is zij goed geslaagd.
Boeiende beschrijving van een intrigerende periode uit de VOC tijd met begrip voor de toen geldende normen en zeden.
Reden genoeg om dit boek van Simone van der Vlugt te gaan lezen!