Vandaag precies 217 jaar geleden vond er een dramatische gebeurtenis plaats in het Theatre Royal Drury Lane, het oudste theater van Londen. Op 15 mei 1800 werd hier een moordaanslag gepleegd op koning George III van Engeland.
George III was koning van Engeland van 1760 tot zijn dood in 1820. Zijn regeringsperiode werd beheerst door verscheidene militaire conflicten, zoals de Zevenjarige Oorlog met Frankrijk en de Amerikaanse Onafhankelijkheidsoorlog. In 1788 werd de koning ziek. In die tijd dacht men aan krankzinnigheid, waardoor de koning de bijnaam “Mad King George” kreeg; de film The Madness of King George gaat over deze tijd van zijn leven. Tegenwoordig gaat men ervan uit dat de koning leed aan de ziekte porfyrie, een ziekte die gepaard gaat met een gevoelige huid, buikpijn, rode urine en psychische klachten.
James Hadfield werd geboren in 1771 of 1772. Hij was een gerespecteerd officier in het leger en van onbesproken gedrag. Tijdens de Slag bij Tourcoing in 1794 raakte Hadfield echter zwaar gewond. Hij werd een aantal keer geraakt aan zijn hoofd door een zwaard, waarbij zijn linkerwang zelfs los kwam te hangen. Na nog een paar keer geraakt te zijn aan zijn hoofd en arm, werd hij daarna voor dood achtergelaten in een greppel. Twee Franse officieren vonden hem nog levend en namen hem mee naar een huis vol dode soldaten, waar ze hem melk en water gaven. De volgende dag moest hij zelf naar een wagen lopen, de losse wang tegen zijn gezicht gedrukt houdend, om vervolgens naar een ziekenhuis getransporteerd te kunnen worden.
Getuigenverklaringen vermelden dat Hadfield hierna psychisch in de war was. Een man die naast hem in het ziekenhuis lag, hoorde Hadfield verklaren dat hij “King George” was. Na een ontsnapping hoorde een andere getuige Hadfield verklaren dat hij de Bijbelse figuur Adam was en dat hij zich in de hemel bevond. Nadat hij een waterkan had gebroken en in zijn voet ging snijden (“om zijn zonden weg te snijden”) werd hij wederom gearresteerd. In 1795 ontsnapte hij en wist hij via Calais de boot naar Dover te nemen, waarna hij in september aankwam in Londen.
Hadfield voegde zich weer bij zijn regiment, maar werd daar algauw ontslagen vanwege vermeende krankzinnigheid. Hij vond werk als zilversmid, maar bleef af en toe aanvallen van krankzinnigheid hebben. Ondertussen was hij in aanraking gekomen met een beweging die zich bezighield met het millennarisme. Deze stroming werd steeds populairder onder de arme bevolking van Londen. Uitgangspunt van het millennarisme was een eind maken aan de heerschappij van de wereldlijke leiders en daarmee ook aan de ellende en armoede die op dat moment heerste en de komst van Jezus als de nieuwe leider. Hadfield kwam onder de invloed van Bannister Truelock, een schoenmaker en religieus activist, die veelvuldig sprak over het terugkeren van Jezus op aarde. Truelock en Hadfield brachten veel tijd samen door in pubs waar veel radicalen bij elkaar kwamen. Het was deze Truelock die Hadfield ervan overtuigde om een aanslag te plegen op de koning. Door de koning neer te schieten zou er vrede op aarde komen. Hadfield was er zelfs van overtuigd dat zijn eigen dood de komst van Jezus zou bewerkstelligen, dus rekende hij er op om gedood te worden tijdens de moordaanslag.
Op de avond van 15 mei 1800 was de koning aanwezig bij een voorstelling in Theatre Royal Drury Lane. Terwijl het volkslied gespeeld werd en het publiek opstond om de koning te verwelkomen, klom Hadfield op een stoel en vuurde een pistool af op de koninklijke loge. De koning werd niet geraakt en Hadfield werd meteen overmeesterd, waarop hij de wat vreemd aandoende zinnen sprak:
‘God bless your royal highness; I like you very well; you are a good fellow’
Hadfield werd aangeklaagd wegens hoogverraad en werd bij de rechtszaak vertegenwoordigd door de beste advocaat van het land, Thomas Erskine. Hadfield pleitte onschuldig omdat hij krankzinnig zou zijn. De autoriteiten deden hun uiterste best om te bewijzen dat hij wel degelijk toerekeningsvatbaar was. Erskine gooide alles in de strijd om te bewijzen dat Hadfields waanideeën voortkwamen uit de eerdere verwondingen aan zijn hoofd. Verschillende dokters kwamen aan het woord om hierover te getuigen.
De verdediging won de zaak. De rechter sprak Hadfield vrij vanwege krankzinnigheid, maar stelde wel vast dat hij niet meer losgelaten mocht worden in de samenleving. Hij werd overgeplaatst naar de nieuwe krankzinnigeninstelling Bedlam, waar hij de rest van zijn leven verbleef. Hij stierf in 1841 aan tuberculose. Naar aanleiding van de zaak Hadfield nam het parlement de Criminal Lunatics Act 1800 aan, waardoor het mogelijk was om krankzinnige verdachten voor onbepaalde tijd vast te houden in een instelling.
Over de werkelijke mate van krankzinnigheid van James Hadfield is nog wel enige onduidelijkheid. Sommige onderzoekers geloven dat Hadfield wel degelijk toerekeningsvatbaar was toen hij de moordaanslag pleegde. Andere bronnen benadrukken het “waanzinnige” gedrag dat Hadfield liet zien na zijn verwondingen van Tourcoing. Feit is in ieder geval wel dat hij dankzij de briljante verdediging van Erskine een zekere pijnlijke executie heeft weten te ontlopen.